Er is nauwelijks een beter antidotum in tijden van rampspoed, oorlog, twijfel of ont- beringen, dan uit te barsten in zang en dans. Door de gehele geschiedenis van het volk van Moses zorgen zang, dans en jubel voor de nodige feestelijke afwisseling, voor (tijdelijke) ontspanning. Maar ook dan wordt zedelijk gedrag jegens de ander niet uit het oog verloren. Swüste: ‘Waar de psalmen volop gaan jubelen, zijn het eigenlijk kleine geloofsbelijdenissen. “Geen vreemde goden” wordt er gezongen, dat wil zeggen: geen verlangen naar rijkdom, macht en weelde. Maar zorg hebben voor de verdrukte, de arme, de vreemdeling.’
Het slotconcert van deze twaalfdelige cyclus bevat opnieuw een grote verscheidenheid aan componisten en een grote verscheidenheid aan manieren om een psalm te toonzet- ten. De meest praktische zettingen zijn eenstemmig als het Gregoriaans of homofoon als een koraal. Psalm 105 van de Brit Thomas Attwood Walmisley en psalm 50 van de Amerikaan Samuel Holyoke zijn goede voorbeelden van Engelse chants of koralen. Geheel anders is de vaak weelderige meerstemmigheid van Adriano Banchieri, Ruggiero Giovanelli, Jakob Handl en Jan Tollius. George Kirbye in Engeland en Andreas Hammer-schmidt in Bohemen kozen beide vanuit verschillende geloofshoeken juist voor een ta- melijk strakke zetting van de psalmen, waardoor de tekst zo goed mogelijk gevolgd kan worden, dus overwegend homofoon. En in feite is die homofone aanpak ook terug te vinden in de meeste Russisch-orthodoxe psalmzettingen, zoals van Alexander Gretsjanin- ov, en in veel koormuziek uit de Franse school in de eerste helft van de twintigste eeuw, zoals van Francis Poulenc. En in zekere zin geldt dat ook in de psalmzettingen van de Belg Vic Nees, al is zijn psalm 87 een van de meer complexe van zijn koorwerken.
Josef Rheinberger stond onder de invloed van het Regensburger Caecilianisme in zijn naar Palestrina’s contrapunt gemodelleerde zetting van psalm 84.
Afgezien van het opdrachtwerk aan de Servische componist Isidora Žebeljan, blijven er nog twee bijzondere psalmzettingen over. Ten eerste van Chiara Margarita Cozzolani, een Benedictijner non in Milaan, die een verbazingwekkend oeuvre heeft nagelaten, waaronder een prachtig Dixit Dominus, dus psalm 110. En van Henry Purcell, wiens psalm 106 een van die parels van de Engelsebarok is.